Verordening Algemene Productveiligheid
De Verordening Algemene Productveiligheid (EU 2023/988) vervangt de oude richtlijn productveiligheid (2001/95) en is sinds 13 december 2024 van kracht. De Verordening bevat regels voor het aanbieden van consumentenproducten op de interne markt.
Verplichting veilige producten op de markt te brengen
De Verordening legt verplichtingen op aan verschillende partijen in de waardeketen. Zo bepaalt artikel 5 dat alleen veilige producten op de markt mogen worden gebracht. De beoordelingsaspecten van productveiligheid zijn uitgewerkt in artikel 6 en artikel 8 Verordening. Het vermoeden van conformiteit is neergelegd in artikel 7. De Verordening sluit daarmee grotendeels aan bij de oude productaansprakelijkheidsrichtlijn, zij het dat er ook de nodige – voor de praktijk relevante – wijzigingen bestaan, waarvan hieronder een niet-uitputtend overzicht volgt.
Belangrijkste wijzigingen
- Bij de beoordeling van productveiligheid wordt niet alleen gekeken naar de fysieke en chemische eigenschappen daarvan, maar ook naar (o.a.) cyberbeveiligingskenmerken, de aanbiedingsvorm en etikettering en waarschuwingen en instructies. De Verordening bepaalt welke gegevens aan consumenten verstrekt moeten worden en op welke plaats.
- Voor verkoop of afstand gelden aanvullende informatieverplichtingen.
- Aanbieders van onlinemarktplaatsen hebben specifieke verplichtingen, zoals het aanwijzen van een centraal contactpunt voor consumenten.
- Tweedehands en refurbished producten zijn uitdrukkelijk onder de reikwijdte van de Verordening gebracht.
- Elk op de markt gebracht product moet de gegevens van een marktdeelnemer op de verpakking vermelden. Dat kan bijvoorbeeld een fabrikant, importeur, distributeur of een in de EU gevestigde wettelijke vertegenwoordiger zijn.
- De Verordening bevat regels over terugroepacties (recalls), de daarbij horende verantwoordelijkheden van marktdeelnemers, en de remedies die de consument heeft.
- De Verordening bevat een meldplicht voor fabrikanten in geval van veiligheidsincidenten en meer handhavingsbevoegdheden voor autoriteiten.
Conclusie
Vanuit een praktisch perspectief bezien noopt de nieuwe Verordening ertoe te inventariseren en vast te stellen (1) of alle veiligheids- en informatieverplichtingen worden nagekomen en (2) wie daarvoor de verantwoordelijkheid draagt, waarbij aanbeveling verdient afspraken met ketenpartners tegen het licht te houden.
Productaansprakelijkheidsrichtlijn
Inleiding
Naast de Verordening is sinds 8 december 2024 ook de nieuwe Productaansprakelijkheidsrichtlijn (EU 2024/2853) van kracht, die op 6 december 2026 in werking treedt. Deze richtlijn vervangt de oude richtlijn van 1985 en bevat de kaders voor het vaststellen van aansprakelijkheid bij gebrekkige producten. Het systeem blijft hetzelfde: de consument moet bewijs leveren van het bestaan van een gebrek, schade en het causaal verband daartussen. Aansprakelijkheid wordt niet aangenomen als de gedaagde aannemelijk kan maken dat het gebrek niet bestond toen het product in het verkeer werd gebracht of niet kenbaar was op basis van de stand van de techniek. De nieuwe regeling geldt voor producten die op of na 9 december 2026, 24 maanden na inwerkingtreding, op de markt worden gebracht. Hieronder worden de basisbeginselen en belangrijkste wijzigingen besproken.
Basisbeginselen
De nieuwe richtlijn geldt voor alle bedrijven die producten op de EU-markt brengen, inclusief fabrikanten en bepaalde andere partijen. De richtlijn biedt een kader voor het vaststellen van aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door producten met gebreken. Een product wordt als gebrekkig beschouwd (1) als het niet het veiligheidsniveau biedt dat iemand mag verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen, of (2) als het niet voldoet aan de Europese of nationale veiligheidswetgeving -een toevoeging onder de nieuwe richtlijn.
Belangrijkste wijzigingen
- De nieuwe richtlijn omvat software in de definitie van ‘producten.’ Dit omvat bijvoorbeeld standalone software, ingebedde software in apparaten, en AI-systemen. Ook apparaten die verbonden zijn met het Internet of Things (IoT), zoals GPS-gestuurde apparaten, vallen onder de regeling.
- Hoewel aansprakelijkheid primair bij de fabrikant ligt, kan die aansprakelijkheid voor fabrikanten buiten de EU verschuiven naar de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger van de fabrikant.
- De nieuwe richtlijn erkent nu ook psychologische schade en schade aan persoonsgegevens als vergoedbare schade, naast lichamelijk letsel en materiële schade. Claims voor gestolen gegevens of datalekken zijn echter uitgesloten.
- De richtlijn schrapt de minimum- en maximumdrempels voor aansprakelijkheidsclaims, waardoor zowel kleine claims als massavorderingen mogelijk zijn.
- Om de procedurele positie van eisers te versterken, introduceert de nieuwe richtlijn weerlegbare vermoedens voor gebrekkigheid en causaliteit.
- De nieuwe richtlijn staat uitdrukkelijk toe dat vorderingen aan derden worden overgedragen.
- Voor lichamelijk letsel met vertraagde symptomen geldt een verjaringstermijn van 25 jaar. De standaard verjaringstermijn van drie jaar (vanaf het moment van bewustwording van de claim) en de lange stopperiode van tien jaar (vanaf het moment dat het product op de markt is gebracht) blijven van kracht.
- Op verzoek van eisers kunnen rechtbanken verweerders bevelen om “noodzakelijk en evenredig” bewijsmateriaal openbaar te maken wanneer eisers een plausibele zaak hebben gepresenteerd, om zo (vermeende) informatieasymmetrie tussen consumenten en fabrikanten te minimaliseren.
Conclusie
Hoewel de basisprincipes gelijk blijven, richt de nieuwe richtlijn zich ook op digitale ontwikkelingen, zoals software(updates), AI en de mogelijkheid van collectieve acties. De nieuwe richtlijn versterkt en verruimt daarbij de bewijspositie van eisers, en wil daarmee de weg voor consumenten naar schadeloosstelling bij gebrekkige producten verbeteren. Het onderkennen van de mogelijkheid van aansprakelijkheid in het kader van het afsluiten van verzekeringen en het in contracten met ketenpartners verdient aanbeveling.