De Netherlands Commercial Court: het juridisch forum van de toekomst?

Sluit uw bedrijf regelmatig internationale overeenkomsten waarover u als General Counsel de regie voert? Dan is het goed om te weten dat de plannen voor een Netherlands Commercial Court (NCC) in een vergevorderd stadium zijn en het de verwachting is dat de NCC ergens in 2017 van start gaat. Het wordt dan in Nederland mogelijk om in het Engels te procederen en ook een Engelstalig vonnis te krijgen. Nederland zet zich daarmee verder op de kaart als open economie, ook in juridische zin. Voor een land dat veel grote internationaal opererende bedrijven huisvest, is dat een verdere versterking van haar concurrentiepositie.

De plannen voor de NCC vallen, min of meer toevallig, samen met de aankondiging van een Brexit. Er bestaat momenteel veel discussie over de vraag of de Brexit gaat leiden tot een uittocht van (bijvoorbeeld) financiële instellingen uit Londen en of Londen nog wel het financiële en (dus) ook juridische centrum van Europa zal blijven. Als vonnissen van de Engelse rechter na een Brexit niet meer zo eenvoudig ten uitvoer te leggen zijn als onder de Brussels Regulation, is een keuze voor de Engelse rechter en het Engelse recht dan nog wel zo aantrekkelijk? Ook materieel zal het Engelse recht immers niet meer automatisch in de pas lopen met het Europese recht.

Wij schatten in dat dit niet zo’n vaart zal lopen. De keuze voor Engels recht wordt voor een groot deel bepaald door andere factoren dan de gemakkelijke uitvoerbaarheid van de Brussels Regulation en het feit dat het materiële Engels recht mede wordt vormgegeven door Europese richtlijnen. Veel financierings- en commerciële overeenkomsten ondervinden weinig gevolgen van die richtlijnen. Die zien vooral op concurrentiebevordering en bescherming van consumenten. Bij bijvoorbeeld de documentatie van de Loan Market Association, maar denk ook aan overname- of joint venturecontracten,  speelt ze nauwelijks een rol. Engels recht biedt op veel terreinen rechtszekerheid, mede dankzij een goed ontwikkelde case law, en in internationale zaken zeer ervaren rechters. De voorspelbaarheid van beslissingen over wat een contract met zich brengt, zal vooralsnog zwaar wegen. De parol evidence rule, die aanvulling van overeenkomsten op grond van de historische partijbedoeling aan banden legt, wordt door degenen die geen zin hebben in eindeloos ‘gehaviltex’ met onzekere uitkomst, als een groot voordeel gezien.

Er bestaat echter niettemin een tendens om de Angelsaksische rechters, of het nu om de Verenigde Staten of om Engeland gaat, te mijden omdat procedures daar in toenemende mate te kostbaar en langdurig worden. Dit ligt vooral aan de ruime mogelijkheden van discovery, respectievelijk de verplichting tot disclosure zoals dat in Engeland heet. Het Nederlandse rechtssysteem is misschien iets te benepen in de mogelijkheden om voor de beslissing van een zaak belangrijke bewijsstukken die zich bij de wederpartij bevinden, boven tafel te krijgen. Artikel 843a Rv is echter zowel door de wetgever als door de rechtspraak in de afgelopen decennia toch wel wat opgerekt en het evenwicht tussen waarheidsvinding en het binnen de perken houden van een procedure is in Nederland zo gek nog niet. Als nu ook in de Engelse taal kan worden geprocedeerd en Nederland zijn reputatie als land met een kwalitatief hoogstaande, onafhankelijke en betrouwbare rechterlijke macht overeind houdt (en er zijn geen redenen om daaraan te twijfelen) dan kan Nederland zich als juridisch forum in de komende decennia sterk ontwikkelen.

In de verder internationaliserende economie worden vaker belangrijke (samenwerkings- en andere) contracten  gesloten tussen partijen uit verschillende landen, die dan soms behoefte zullen hebben om bij wijze van compromis hun geschillen te laten beslechten door de rechter in (en naar het recht van) een derde, neutraal land. De NCC kan daarvoor een interessant alternatief zijn als dat in het Engels kan gebeuren. Uiteraard is arbitrage in een neutraal land ook een optie, maar de nadelen van arbitrage (in beginsel geen hoger beroep, hoge kosten voor de arbiters) leiden er in de praktijk geregeld toe dat men toch voor de gewone rechter kiest. De NCC en het Nederlandse recht staan daarvoor dan beter op de kaart. U krijgt in ieder geval als General Counsel meer keuze dan voorheen.

Over de auteur(s)

Arnold Croiset van Uchelen
Arnold Croiset van Uchelen is partner in de Litigation praktijk bij Allen & Overy Amsterdam. Hij is gespecialiseerd in ondernemingsrechtelijke procedures, zoals aandeelhoudersgeschillen, bestuurdersaansprakelijkheid en  financieringsgeschillen. Tussen 2009 en 2015 was hij bestuursvoorzitter van Allen & Overy Amsterdam, een functie die hij naast zijn advocatenpraktijk ruim zes jaar bekleedde.