De Netherlands Commercial Court (“NCC”) is de “internationale handelskamer” van de rechtbank Amsterdam. Voor hoger beroep heeft ook het gerechtshof Amsterdam een “internationale handelskamer”, de NCCA. Dat is bij wet bepaald (artikel 30r Rv). De NCC en de NCCA hebben daarmee dezelfde wettelijke grondslag en dezelfde rechtsprekende taak als de overige kamers van de rechtbanken en hoven in Nederland. Met één bijzonderheid: bij de NCC en de NCCA kan in het Engels worden geprocedeerd als partijen dat wensen.
Ons is de vraag is gesteld of de NCC en de NCCA internationaal wel als een “echte rechtbank” is aan te merken, omdat partijen voor de NCC moeten kiezen. De gedachte bij die vraag is dat voor internationale erkenning van een instituut als “rechtbank” vereist is dat het instituut van overheidswege is aangewezen voor de beslechting van geschillen. Daarmee verkrijgt het instituut in een staat “rechtsmacht” waardoor de vonnissen zo nodig met behulp van de sterke arm kunnen worden tenuitvoergelegd en erkenning vinden in de andere landen van Europa. Deze eis wordt ook wel genoemd “verplichte rechtsmacht”. Maar, zo luidt de vraag, als de NCC alleen bevoegd is als partijen daarvoor kiezen, dan zou er geen sprake zijn van verplichte rechtsmacht, omdat de bevoegdheid alleen volgt uit de keuze van partijen en niet uit een wettelijke aanwijzing door de overheid.
Deze vraag berust op een aantal misvattingen. De keuze van partijen is niet een keuze voor een afzonderlijke instantie. Het gaat immers alleen om geschillen die overeenkomstig de wet,verdrag of EU-verordening worden behandeld door de rechtbank Amsterdam. Alleen zaken waarvoor de rechtbank Amsterdam bevoegd is, kunnen in het Engels worden behandeld. De rechtbank Amsterdam is dus hoe dan ook al bevoegd en heeft rechtsmacht. De keuze van partijen is alleen een keuze om in de rechtbank Amsterdam in het Engels te procederen, aangezien de rechtbank Amsterdam die mogelijkheid biedt. Als zij ervoor kiezen om in het Engels te procederen, wordt de zaak behandeld door een Engels sprekende kamer van de rechtbank, die daarvoor bij wet is aangewezen, zoals in artikel 30r Rv bepaald:
“Indien de rechtbank Amsterdam of het gerechtshof Amsterdam bevoegd is kennis te nemen van een geschil (…) kunnen partijen die dit uitdrukkelijk zijn overeengekomen bij de internationale handelskamer van die rechtbank («Netherlands Commercial Court») of dat gerechtshof («Netherlands Commercial Court of Appeal») procederen in de Engelse taal.”
De NCC is dus géén afzonderlijke instantie of afzonderlijke rechtbank. De NCC is krachtens de wet onderdeel (een kamer) van de rechtbank Amsterdam en krachtens de wet spreekt de NCC recht en doet de NCC uitspraak als rechtbank Amsterdam. Het is dus ook niet juist om te spreken over de “bevoegdheid” of de “verplichte rechtsmacht” van de NCC. Niet de NCC als zodanig heeft bevoegdheid of rechtsmacht, maar de rechtbank Amsterdam, zoals artikel 30r Rv in aanvang ook stelt. Dat de rechtbank Amsterdam en het hof Amsterdam internationaal erkende rechterlijke instanties zijn met verplichte rechtsmacht staat buiten kijf.
Voor uitgebreide informatie over de plaats van NCC binnen de Nederlandse Rechtspraak, en jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU over de vraag wanneer een instantie een “rechterlijke instantie van een lidstaat” of “gerecht van een lidstaat” is, verwijzen wij naar de research notes op de NCC website.