De laatste jaren worden steeds meer ondernemingen in Nederland geconfronteerd met collectieve schadeacties. Deze trend kan deels worden verklaard door de invoering van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA) in januari 2020. Deze nieuwe wetgeving maakt Nederland een aantrekkelijke jurisdictie voor het instellen van collectieve acties. Hoewel collectieve acties kunnen leiden tot een meer kostenefficiënte en gestroomlijnde vorm van geschilbeslechting, blijven de kosten en (reputatie)risico’s aanzienlijk. Het is daarom van belang dat ondernemingen proactief een duidelijke strategie ontwikkelen over hoe om te gaan met (dreigende) collectieve acties. In dit artikel worden een aantal praktische suggesties gedaan voor een efficiënte benadering van dergelijke procedures.
Inleiding
Indien een grote groep mensen schade heeft geleden biedt de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA) de mogelijkheid om een zogenoemde collectieve actie in te stellen. Denk bijvoorbeeld aan de collectieve actie tegen autofabrikanten, importeurs en autodealers wegens zogenoemde ‘sjoemelsoftware’. Op grond van de WAMCA kunnen gedupeerden zich verenigen en via een stichting/vereniging die al bestond of die speciaal voor dat doel is opgericht (‘de belangenbehartiger’) een procedure beginnen.[1] Voor gedupeerden heeft het feit dat een belangenbehartiger de procedure namens hen voert als voordeel dat de proceskosten gezamenlijk kunnen worden gedragen of een externe procesfinancier kan worden ingeschakeld.[2] Voor de aangesproken onderneming kan de collectieve actie zowel financiële, als reputationele gevolgen hebben. Het is in het belang van zowel de belangenbehartiger, als de aangesproken onderneming om een WAMCA-procedure zo snel en efficiënt mogelijk af te wikkelen. In dit artikel worden handvatten geboden voor de general counsel van een onderneming die (mogelijk) wordt aangesproken.
Onderzoek schikkingsmogelijkheden proactief
In de WAMCA zijn twee momenten aangewezen waarop moet worden onderzocht of een schikking kan worden getroffen. Voordat de belangenbehartiger een dagvaarding uitbrengt, moet zij een poging hebben gedaan om een schikking te treffen. Het tweede overlegmoment is nadat de rechter een exclusieve belangenbehartiger heeft aangewezen namens de groep gedupeerden. Het verdient aanbeveling om in een zo vroeg mogelijk stadium (voordat de dagvaarding is uitgebracht) de schikkingsmogelijkheden proactief te onderzoeken. Afwachten tot de dagvaarding is betekend, is een gemiste kans.
Een WAMCA-procedure heeft ook niet juridische gevolgen
In het voortraject van een WAMCA-procedure is het niet ongebruikelijk dat gedupeerden of hun belangenbehartigers in de media hun ongenoegen uiten. Dit kenmerk van (dreigende) WAMCA-procedures vergt niet (alleen) een juridische benadering, maar ook een benadering vanuit het oogpunt van communicatie. Reeds in het voortraject moet daarom worden onderzocht hoe moet worden omgegaan met de grieven van gedupeerden en eventuele media-aandacht. In dat verband is het raadzaam (bijvoorbeeld) ook tijdig communicatie-experts te betrekken.
Wijs (gedeeltelijke) mediation niet te snel af
De procesfinanciers betalen de proceskosten van de gedupeerden, in ruil voor – bij een veroordelend vonnis – een bepaald percentage van de toegewezen schadevergoeding. Hun belang is dus zuiver financieel van aard. Dit hoeft voor de gedupeerden niet het geval te zijn. Voor de gedupeerden kan het ook van belang zijn dat zij zich gehoord voelen. Daarnaast zitten gedupeerden veelal niet te wachten op langdurige, kostbare en openbare gerechtelijke procedures. Mediation voor (onderdelen van) het geschil zou daarom een geschikte alternatieve methode van geschilbeslechting kunnen zijn. Het verdient aanbeveling om deze mogelijkheid serieus te onderzoeken. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat de belangen van de gedupeerden en de procesfinanciers niet per se overeenkomen.
Als een rechtszaak onvermijdelijk is: onderzoek de ontvankelijkheid van de belangenbehartiger
Met de invoering van de WAMCA moet het voor de belangenbehartiger gemakkelijker zijn om in Nederland een collectieve actie in te stellen. De WAMCA is van toepassing op collectieve acties ten aanzien van gebeurtenissen op of na 15 november 2016 die worden ingesteld na 1 januari 2020. Daarnaast stelt zij een aantal (strenge) eisen aan de ontvankelijkheid van de belangenbehartiger. Die eisen gaan o.a. over het doel van de belangenbehartiger, de representativiteit en de financiën. Zo mag de belangenbehartiger geen winstoogmerk hebben en moet zij aantoonbaar over voldoende deskundigheid en financiële middelen beschikken. Niet iedere stichting/vereniging zal voldoen aan deze ontvankelijkheidsvereisten. Voor de aangesproken partij (doorgaans een onderneming) kan het dus zinvol zijn om na te gaan of belangenbehartiger voldoet aan de eisen die de WAMCA stelt.
Conclusie Kortom, bedrijven die met (dreigende) collectieve schadeacties worden geconfronteerd doen er goed aan anticiperend en proactief handelen. Deze bijdrage geeft enkele suggesties.
[1] Zodra duidelijk is wie de belangenbehartiger is, krijgen de gedupeerden de tijd om aan te geven of zij mee willen doen (zogenaamde opt-out- of opt-in-tijd).
[2] Met de gedupeerden, de belangenbehartiger, de (eventuele) procesfinancier en de aangesproken onderneming kent een WAMCA-procedure dus een viertal actoren.